Moto Guzzi V 8 = Moto Guzzi Ottocilindri

Interview met de vader van de V8

Moto73, 16 december 1999

tekst: Hans van Loozenoord foto's: Gianni Perrone, Moto Guzzi S.p.A., Hans van Loozenoord

Maar weinig racemachines spreken zo tot de verbeelding als de achtcilinder-Moto Guzzi. Hoe kwam deze sensationele 500cc-motor in de jaren vijftig tot stand en wat bezielde de ontwerper? De speurtocht naar de mythe van de „Otto Cilindri" begint in het Italiaanse Mandello del Lario, bij ingenieur Giulio Carcano, de vader van de V8.

Tegen het middaguur naderen we het Como-meer en stijgt de spanning recht evenredig met de buitentemperatuur. Het stadje Lecco sluimert in de verlammende zomerzon en op een T-splitsing staat een dienstdoende agente voornamelijk mooi te wezen. Donkere wimpers onder de witte politiehelm manen ons de juiste kant op. Langs de rimpelloze boorden van het meer bereiken we Mandello del Lario, voor eeuwig verbonden aan de naam Moto Guzzi en tevens de woonplaats van Giulio Cesare Carcano. Deze bijzondere man, die in november zijn 89e verjaardag vierde, was 46 jaar geleden hoofdconstructeur van de race-afdeling van Guzzi en uit zijn brein ontsproot de fameuze V8. Verder was hij verantwoordelijk voor de laatste ontwikkelingen aan de Condor en de Albatros en construeerde hij de buitengewoon succesvolle 350cc-eencilinders, zoals de „Bialbero"-DOHC-machine, die van 1953 tot en met 1957 het wereldkampioenschap wegrace domineerde. Carcano was tijdens zijn Guzzi-leven, van 1936 tot 1964. a! een legende. De laatste jaren leidt de hoogbejaarde „ingegner" met zijn tweede vrouw en een half dozijn katten een teruggetrokken. evenwel zelfstandig bestaan, waarbij de ontvangst van buitenlandse journalisten geen dagelijkse kost is. Wat weet hij zich nog te herinneren van Guzzi's gouden dagen uit de racegeschiedenis en wat wil hij daarvan prijsgeven?

Olijfolie

Een reclamebord van de motorenfabriek, in traditionele warmrode Guzzi-tint, tegen het spoorwegtalud gekleefd, laat niets aan duidelijkheid te wensen over onze locatie en we leggen aan bij een bar om telefonisch onze komst aan te kondigen. Slurpend aan een cappuccino - alleen een Nederlander bestelt rond het middaguur iets dergelijks, maar de KLM-koffie was uitgewerkt - vernemen we het goede nieuws. Carcano is thuis en beter nog: hij verwacht ons subito, want de voornaamste gebeurtenis van de dag, het middagmaal, laat niet met zich sollen.