De belangrijkste reden van die plotselinge beslissing waren de gigantische ontwikkelingskosten van het V8-blok. Die kosten stonden absoluut niet meer in verhouding tot de omzet van de gewone straatfietsen. Jammer genoeg kwam dat besef wat erg laat, wat uiteindelijk deze drastische beslissing noodzakelijk maakte. Om soortgelijke financiële problemen verdwenen datzelfde jaar eveneens Gilera en Mondial uit de racerij. Maar de competitiestop van Moto Guzzi was wel de meest spraakmakende, want iedere motorfanaat voelde direct dat dit het einde betekende van het illustere Moto Guzzi-tijdperk.

Accent op productie

Nadat Moto Guzzi zich had teruggetrokken uit de racerij kwam het accent voornamelijk te liggen op een uitbreiding van de productiecapaciteit. In 1955 bestond de modellenserie van Guzzi uit twee 500-cc-eencilinderviertakten - de Falcone {Sport} en {Turismo} - en twee 250-cc-modellen, de Airone {Sport} en de {Turismo}. Daarnaast werden er ook nog een aantal eencilinder tweetaktjes. de Ziggolos-scooter, de {Galleto } (192 cc) en de {Cardellino} (65 cc) geproduceerd. Verder werden er ook nog redelijk veel driewieler-vrachtwagentjes gebouwd op basis van het 500-cc-Falcone-blok. Dat wagentje bleek in staat een gewicht van 670 kg in de laadbak te vervoeren, zoals de {Ercole}. Toen de geldkraan werd dichtgedraaid voor de alles verslindende racerij, kwam er plotseling meer ruimte en financiële armslag voor een snelle uitbreiding van de commerciële activiteiten van de fabriek.

Het resultaat daarvan liet niet lang op zich wachten. In 1957 kwam Moto Guzzi op de markt met een viertakt met staande cilinder en één bovenliggende nokkenas, de {175-cc-Lodola} die een vermogen van negen pk leverde bij 6.000 tpm. De meest opvallende technische specificatie betrof het frame en dan met name de achtervering. Daarbij werd niet langer gebruik gemaakt van het traditionele Guzzi-ontwerp, maar werd gekozen voor een swingarm-construktie. In 1961 werd de modellenreeks uitgebreid met een aantal kleine viertakten: een 125-cc-{Stornello} en een {235-cc-uitvoering van de Lodola,} waarmee de fabriek ook een bescheiden come-back in de wedstrijdsport maakte (betrouwbaarheidsritten en Zesdaagsen). De Lodola begon ook de plaats in te nemen van de halveliter-eencilinder, die kort daarna uit productie werd genomen. Een jaar eerder, in 1960, wist Moto Guzzi een belangrijke order in de wacht te slepen voor het Italiaanse leger met hun {Mullo Mecchanico} (mechanische ezel). De machine was eigenlijk een trike, die veel gelijkenis vertoonde met het {Kettenkraftrad } van de Duitse SS-troepen uit de Tweede Wereldoorlog (zie MOTO 73 nr 24/93). Het belangrijkste verschil met het Kettenkraftrad was dat bij de Moto Guzzi-uitvoering ook het voorwiel werd aangedreven en de achterwielen eenvoudig voorzien konden worden van een rupsband. Speciaal voor deze Mullo Mecchanico werden diverse motorblokken ontwikkeld en een van die blokken zou later in de geschiedenis van de fabriek een uitermate belangrijke rol gaan spelen...